
Het stelsel van Definitief Belaste Inkomsten (DBI) vormt al decennialang een hoeksteen van de fiscale neutraliteit tussen vennootschappen. Het principe is eenvoudig en fair: wanneer een vennootschap vennootschapsbelasting betaalt op haar winsten, mogen deze winsten niet een tweede keer worden belast wanneer zij via een dividend doorstromen naar een andere vennootschap. De DBI-aftrek werd daarom ingevoerd om dubbele economische belasting te vermijden en zo een efficiënte kapitaalsstructuur binnen ondernemingsgroepen mogelijk te maken.
Dat principe werd in België al in de jaren zestig vormgegeven en later verfijnd. Ook op Europees niveau vond men het fundamenteel dat dividenden binnen een groep niet opnieuw moeten worden belast. De Moeder-Dochterrichtlijn uit 1990 legde dit principe op Europees niveau vast, wat sindsdien zorgt voor meer uniformiteit tussen lidstaten.
In de loop der jaren verstrengde de wetgever de spelregels. Zo ontstonden drie essentiële voorwaarden waaraan een investering moet voldoen om in aanmerking te komen voor de DBI-aftrek:
1. Participatievoorwaarde: minstens 10% van de aandelen in handen hebben, of minstens €2.500.000 investeren.
2. Permanentievoorwaarde: de aandelen minstens één jaar in bezit houden.
3. Taxatievoorwaarde: de winst van de doelvennootschap moet een normale belasting hebben ondergaan, vergelijkbaar met het Belgische vennootschapsbelastingtarief.
Deze voorwaarden lijken overzichtelijk, maar ze hebben in de praktijk een aanzienlijke impact op de manier waarop vennootschappen beleggen, zeker wanneer het gaat om beursgenoteerde aandelen.
Vanaf aanslagjaar 2026 komt daar voor grote vennootschappen een bijkomende verplichting bij: wanneer zij niet 10% van de aandelen verwerven maar wel minstens €2.500.000 investeren, moeten zij deze participatie boeken als Financieel Vast Actief. Deze boekhoudkundige indeling vereist een duurzame economische band met de doelvennootschap.
Nieuwe realiteit vanaf 2026 Grote vennootschappen moeten bij investeringen vanaf €2,5 miljoen aantonen dat zij een langdurige, economische relatie met de doelvennootschap hebben. Dit vormt een grote drempel voor beursbeleggingen.
Volgens artikel 1:24 van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen geldt een onderneming als “groot” wanneer zij aan minstens twee van onderstaande criteria voldoet:
Voor een aanzienlijk deel van de Belgische vennootschappen betekent dit dat een rechtstreekse DBI-belegging in individuele aandelen moeilijk haalbaar wordt.
Wie als vennootschap rechtstreeks in aandelen wil beleggen en toch de DBI-aftrek wil behouden, moet ofwel 10% van het bedrijf kopen—wat bij grote beursgenoteerde ondernemingen praktisch onmogelijk is—of minstens €2,5 miljoen investeren in één aandeel. Voor de meeste kmo’s ligt dit ver buiten bereik. Bovendien moeten grote vennootschappen voortaan ook aantonen dat hun investering kadert in een duurzame, economische relatie. Bij beursgenoteerde bedrijven, waar men vaak slechts een klein fractiebelang bezit, is dat vrijwel nooit aantoonbaar.
Omdat rechtstreekse DBI-beleggingen zo streng zijn geworden, creëerde de wetgever een alternatief dat wél werkbaar is voor vennootschappen: de DBI-bevek. Dit fonds investeert in aandelen van ondernemingen die voldoen aan de DBI-voorwaarden en keert jaarlijks minstens 90% van de ontvangen inkomsten en gerealiseerde meerwaarden uit. Daardoor komt het dividend dat de vennootschap ontvangt in principe in aanmerking voor DBI-aftrek.
Een DBI-bevek vereist geen minimuminvestering van €2,5 miljoen, geen participatie van 10% en geen verplichte aanhoudtermijn van één jaar. Zo biedt het fonds zowel flexibiliteit als fiscale efficiëntie. Uiteraard blijft het beursrisico aanwezig, maar dat geldt voor elke aandelenbelegging; een langere beleggingshorizon blijft wenselijk.
Individuele aandelen - Participatievoorwaarde (10% of €2,5 miljoen) - Bewijslast duurzame economische band (voor grote vennootschappen) - Jaar aanhouden verplicht - Risico op niet-conforme participaties
DBI-bevek - Geen participatievereiste - Geen minimuminvestering - Geen aanhoudtermijn - DBI-conform beleggingsbeleid
Naast de verstrengingen rond individuele aandelen, veranderen ook enkele regels voor DBI-beveks. Zo moet een vennootschap om DBI-aftrek te kunnen toepassen vanaf 2025 minstens €45.000 bruto bezoldiging toekennen aan een bestuurder, en vanaf 2026 minstens €50.000. De forfaitaire voordelen van alle aard mogen maximaal 20% van die bezoldiging uitmaken.
Een andere wijziging betreft de nieuwe meerwaardebelasting van 5% die wordt toegepast wanneer deelbewijzen van een DBI-bevek worden verkocht. Opvallend is dat een inkoop van deelbewijzen door het fonds niet als verkoop wordt gekwalificeerd, maar als dividenduitkering—en dus nog steeds kan vallen onder DBI-aftrek.
Een DBI-bevek is en blijft een aandelenfonds. Het beursrisico is dus onvermijdelijk. Op korte termijn kunnen schommelingen groot zijn; gemiddeld eens om de vier à vijf jaar sluiten de beurzen een jaar negatief af.
Op langere termijn tonen de financiële markten echter een heel ander beeld. Historisch gezien leveren aandelen zowat drie op de vier jaren een positief rendement op, en ligt het langetermijnrendement vaak twee tot drie keer hoger dan dat van obligaties of spaarproducten. Bovendien zijn de opbrengsten van deze laatste in de vennootschap belast tegen het tarief van de vennootschapsbelasting. Wie met vennootschapsmiddelen belegt en voldoende geduld aan de dag legt, is dus wellicht beter af met een DBI-bevek.
Inflatie blijft een sluipende bedreiging voor koopkracht. Geld dat jarenlang op een zicht- of spaarrekening blijft staan, verliest onvermijdelijk aan waarde. In normale omstandigheden bedraagt inflatie ongeveer 2% per jaar, maar extreme situaties—zoals in 2022, toen de energieprijzen door het dak gingen—kunnen dit cijfer tijdelijk verviervoudigen. Omdat ondernemingen hun prijzen doorgaans aanpassen aan inflatie, vormen aandelen op lange termijn een stevige bescherming tegen geldontwaarding.
Voor vennootschappen die fiscaal efficiënt willen beleggen en tegelijk voldoende spreiding en flexibiliteit zoeken, blijft de DBI-bevek een bijzonder aantrekkelijk instrument. Het combineert fiscale voordelen met professionele spreiding, zonder de zware participatievoorwaarden die bij individuele aandelen horen.
Value Square heeft een uitgebreid aanbod van DBI-fondsen, we informeren u er graag over tijdens een persoonlijk gesprek.
wim.descamps@value-square.be – petrick.step@value-square.be